title
» Laissez-moi voir venir le jour We zouden het hebben over mijn pa, en over de roman van La Roze. Ik hoorde van iemand dat wij er ook in figureren. Dat verbaast me niet, of juist wel, want we weten er tenslotte meer vanaf dan de auteur zelf. Als je een vent bent, stuur je zo'n boek op, althans, als je er trots op bent. Enfin. —

Ik wilde je vertellen dat ik in Praag Amerikanen met mijn pa ben tegengekomen, en dat ik in Frankrijk een meisje met hem ben tegengekomen, en dat we op zeker moment op een van mijn bospaden moesten luisteren naar wat hij zich herinnerde van Vondel, waarop ik hem vertelde wat ik mij herinnerde van Hermans. Hij had een hekel aan Hermans, want dat was een recalcitrante zeur, maar toen vertelde ik hem over Hermans' zusje, en over Hermans' zoon Ruprecht, die op het advocatenkantoor van Frima in Rotterdam werkte. Je kent hem? Nee, ik ken hem niet, ik ken niemand die hem kent.

Misschien was hij wel jaloers op andere vaders. Al geloof ik dat niet, want hij was krachtig en eigenzinnig genoeg. Ik mis hem zo. Ik heb een stukje dat ik heb geschreven toen hij nog leefde. Ik heb nog veel mooiere stukjes, maar die kan ik nu niet vinden of die krijg je nu niet, nou ja, je krijgt ze nu niet.

Woensdag 17 augustus 1994 — Ik tracht het rhythme te herstellen door vroeg naar bed te gaan en vroeg op te staan. En als ik zeg vroeg, dan bedoel ik vroeg. Ik lig er om 21.00 uur in en sta om 07.00 uur op. Aanvankelijk werd ik midden in de nacht een aantal malen wakker en las dan in Ver heen, verslag van een depressie, die werd doorgemaakt door P.C. Kuiper in 1985, '86 en '87. Hijzelf was hoogleraar in de psychiatrie en het was daardoor volgens zijn eigen behandelend psychiater, Nolen, de moeite waard een verslag te maken van het gebeurde. Kuiper heeft een standaardwerk over psychiatrie geschreven, Hoofdsom der psychiatrie, waarin hij bij de behandeling van psychotisch depressieven afraadt gebruik te maken van de zogeheten MAO-remmer, een medicijn dat gebruikt wordt tegen te hoge bloeddruk, maar dat ook depressies de kop in bleek te kunnen drukken. Er waren dodelijke ongelukken mee gebeurd, daarom had Kuiper gebruik afgeraden. Toch besloot Nolen ten einde raad Kuiper een MAO-remmer toe te dienen, en het bleek te werken.
Als ik dit boek lees — ik doe dat nu voor de derde of vierde keer — verbeeld ik mij dat dit het is wat mij nog te wachten staat: dat ik de bodem van de hel in al zijn walgelijke glorie nog zal zien en gek van angst door in de duinen gelegen psychiatrische paviljoens zal rennen, mijn doktoren te lijf zal gaan etc. etc.; dat ik gestraft zal worden voor het leven dat ik nu leid, zo zonder vast werk, zonder vrouw, zonder kinderen; ik kan niet meer terug en besluiten op mijn twee- of drieëntwintigste een hypotheek op mijn huis te nemen en met mijn dochter door een park te wandelen. Dat zal mij opbreken; daarvoor zal ik moeten gaan betalen. Ik weet het en wacht rustig af tot het me komt bezoeken. Het is al eens aan de deur geweest, maar toen kon ik het nog juist verhinderen binnen te komen, als een Jehova's getuige die wij vroeger op zondag bij de deur vandaan trapten. In mijn dromen en op sommige dagen — zoals laatst, toen ik naar Martel moest en een dag later, toen B. hier op bezoek kwam — vertoont het zich al weer. Maar ik bestrijd het nu door het welkom te heten, door het te zeggen dat het mag komen. Misschien komt het dan niet. Ik zou dat zelf dan ook niet doen: als je weet dat het mag, dan hoeft het al niet meer. Misschien lijkt mijn angst wel heel veel op mij, en moet ik haar net zo behandelen als ik mijzelf behandel.
Enzovoorts.   |