21 Maart 2004

Een grijze man ziet het spek niet lijden

De vrouw — Ik zie je zitten, zo over een jaar of zes, zeven, ongetwijfeld in Ouderkerk aan de Amstel, in een statige, vrijstaande villa aan het water met een smeedijzeren hek ervoor en een oprijlaan.
Het raam staat open, de zon schijnt, maar je bent uitsluitend nog vrolijk wanneer je alleen bent, wanneer je zonder het te willen wegdroomt in de wereld van vroeger en in de wereld zoals die later zou hebben kunnen zijn. Iets anders dan wat je omringt ben je niet meer gewend, de wens dat het anders zou moeten bestaat niet meer. Het komt niet meer in je op, het beperkt zich tot dit smalle denken &mash; maar ook dat denk je niet meer.
Je hoort de auto van je man op de oprijlaan. Je ziet zijn grijze BMW 718i, hij stapt uit, zijn glimmende leren schoenen kraken in het grint als hij naar jullie voordeur loopt, hij blijft even staan en veegt ge�rgerd een veertje van zijn grijze jasje en trekt zijn al even grijze broek met vouw wat op.

De man — Voor de deur blijft hij staan. Hij kijkt om zich heen, ziet jou niet. Links van de voordeur staat een emmer met een oude spijkerbroek met scheuren erin, van jou (heeft ze in de tuin gewerkt?) en machteloos moet hij toestaan dat er zich herinneringen opdringen: hoe hij je tegenkwam, toen had hij zelf ook nog een spijkerbroek met scheuren erin, stiekem deed hij wel eens wat eyeliner onder zijn ogen, hij droeg hoge, zwarte schoenen, een zwarte leren jas die versleten was (Ach ja! Met Ingrid kocht ik die, op het Waterlooplein, ze zei dat ze mij die jas zo mooi vond staan) en hij verfde zijn haren nog wel eens zwart.
Maar de tijd heeft alles snel grijs gekleurd.
'Het is wat,' denkt hij.

De vrouw — Je hoort hem binnenkomen. Hij opent de deur van de kamer waarin jij zit en je ziet hoe hij je vrijwel onhoorbaar en zonder je aan te kijken groet. 'Een aardige dag,' zegt hij ongevraagd en trekt zijn schoenen uit, zijn sloffen aan, gaat op de leren bank zitten, pakt de krant die jij voor hem hebt klaargelegd (wereldvreemd ben je gebleven) en begint te lezen.

Stilte.

Je loopt naar het eikenhouten dressoir, trekt de la open en neemt deze brief eruit.
Je leest en onze wereld doemt op, eerst de contouren, steeds meer details, minder mist.
O ja, het hol op de Nassaulaan.
O ja, ontbijtkoek. Sinaasappelsap, vers.
O ja, die pannenkoeken in de tuin. In de verte hoorden we de suizende stad.
O ja, mijn band plakken in de zon. De buurvrouw met de jodenlijm.
O ja, die lange nachten, vrijen tot het licht werd. Dat ik tegen hem zei dat het mij zou opbreken. O ja, op opa's kleedje in het park, witte bolletjes met kaas eten, melk erbij. Toen waren we even de sleutels kwijt, ja.

Je grijze man bromt iets over het eten, je bromt iets terug.

O ja, midden in de nacht gevreeën op een grasveld in het koude Vondelpark.
O ja, samen naar het Rutgershuis, een zonnige dag die goed afliep. Dat ik zei dat het uiteindelijk toch mijn probleem was.
O ja, om drie uur 's nachts met de taxi naar hem toe. Dat ik later zei dat ik dat misschien beter toch niet had moeten doen.
O ja, het gooien met de zwarte hoed.
O, toneelstukjes spelen. Ik was het meisje op het strand.
O, zijn geur. Zou hij nog wel eens aan mijn geur denken.
O, zijn hoofd. Zou hij mij nog wel eens voor zich zien.
O, we smeerden elkaar in met lindaan, er waren kaarsen, het was heilig.
O ja, dat ik zei dat hij misschien mijn graal was.

Je stopt de brief terug in de envelop en legt hem terug in de la. 'Ik ga koken,' zeg je tegen je man en je staat op. Hij mompelt wat en terwijl je langs hem loopt, zegt hij: 'Wat las je daar?' maar hij kijkt niet op, de vraag was niet bedoeld om beantwoord te worden.

In de keuken pak je een zak aardappelen uit het kastje en begint te schillen.
O ja, biefstuk, denk je, en je pakt twee schnitzels uit de koelkast.
Terwijl de aardappels koken, zie je jezelf in de spiegel die naast de koelkast hangt en begint stil te huilen. De boter, die je in de pan hebt gedaan, smelt en wordt bruin. Er vallen tranen in de pan, wat een sissend geluid veroorzaakt.
O ja, toen we pannenkoeken bakten en het spek in de pan deden: pijn kijken.