27 April 2005

Twintigduizend bladzijden Hermans

Gisteren — vannacht, eigenlijk — las ik weer eens in een van de vele beschouwende-stukjesbundels van Hermans en dacht: ik ga zijn hele oeuvre herlezen. Altijd als ik een boek van Hermans herlees, denk ik: ik ga zijn hele oeuvre herlezen. Hij is de enige schrijver door wie ik mij telkens weer laat verrassen.
Gisteren had hij het over Apollinaire.

'Wij zijn hoogbejaarde, diep bezorgde tovenaars en al onze kunsten hebben niet verhinderd dat we binnen één eeuw tijds van jong en geniaal tot oud en bang zijn geworden.
De laatste vijfentwintig jaar voor de Eerste Wereldoorlog waren de gelukkigste uit de hele geschiedenis van de westerse mens.'

Al na deze eerste twee zinnen uit Hermans' beschouwing dwaalden mijn gedachten af. Het stuk dateert van augustus 1977, en er is geen reden te denken dat er in de afgelopen zevenentwintig en een half jaar iets fundamenteels is veranderd — dat we kunnen zeggen dat de jaren tachtig en negentig en de eerste jaren van het nieuwe millennium de westerse mens dusdanig gelukkig hebben gemaakt dat ons meteen een lenteparadijs voor ogen staat, waarin meisjes opgetogen dansen en jongens daar verlangend en vooral onschuldig naar kijken.
In onze tijd worden meisjes in kelders opgesloten, verkracht en uitgehongerd; jongens worden met een aantal kilo's springstof om het lichaam vijandelijk gebied ingestuurd om zoveel mogelijk dodelijke slachtoffers te maken.
Met Bush, Clinton, Chirac, Kohl, Sharon, Bin Laden, de Duisenbergjes, Lubbers of Jan Peter Balkenende heeft dat minder te maken dan je op het eerste gezicht zou denken.
Mijn volgende gedachte was: zou Hermans zelf gelukkiger zijn geweest als hij in die tijd (1889-1914) had geleefd, in plaats van tussen 1921 en 1995? Of Hermans in die vijfentwintig jaar gelukkiger was geweest, is niet te zeggen, maar wel geloof ik dat mensen hun depressie meenemen op vakantie. Toch lijkt hij tussen de regels van zijn beschouwing door uit te roepen: Ach! Had ik tóen maar geleefd!

Verderop in zijn stuk over Apollinaire ('De jeugd van de tovenaarsleerling', heet het) beschrijft Hermans hoe de jonge schrijver/dichter met zijn moeder Angelica en haar nieuwe minnaar terechtkomt in een hotelletje in Stavelot: 'Menige unieke inspiratie dankt hij aan deze literair nog geheel onontgonnen landstreek, die werd verlaten zonder dat de hotelrekening betaald was.'
Stavelot! Meteen moest ik denken aan mijn eigen verhaal ('De lichtmast', langere stukken, hiernaast), waarin ik met een zwijgzame Oekraïener een biertje drink in een café in Malmédy — een paar kilometer van Stavelot verwijderd. Nog steeds ben ik trots op de slotzin uit dat verhaal: 'Zo 's nachts vraag ik me nog wel eens af met welk een doffe klap zijn zware Oekraïense lichaam de Ardense bosgrond moet hebben doen trillen.'

Als het mij ooit nog lukt mijn eigen roman af te maken, kan ik nu al verklappen dat een flink deel ervan zich afspeelt in dit gebied.

Hermans maakt ook nog enige opmerkingen over de uitgave van het Verzameld Werk van Apollinaire. Maar hoe zit het eigenlijk met het Verzameld Werk van Hermans zelf? Ze zijn er nu al vier jaar mee bezig, lees ik, en het zal bestaan uit 'circa 23 verzamelbanden (per band 800 tot 1000 pagina's)'.
Twintigduizend bladzijden Hermans! Waar kan ik intekenen?


Goedemorgen!

"Als het mij ooit nog lukt mijn eigen roman af te maken...": betekent dat eigenlijk dat je er al aan begonnen bent? Wat dus inhoudt dat er al ergens pagina's prachttekst bestaan? Ik zou best eens willen proeflezen!

liefs Annemieke
Annemieke - 19 Mei 2005

Tsssk heer Fransch! Schrijf toch eens iets nieuws! Over uw nieuwe leven, bijvoorbeeld!
Meneer de Aap - 20 Mei 2005