21 Januari 2006

Daken van gras, daken van stro

Ik word wakker. Het besluit is genomen, voor mij. Dat krijg je, als je zelf geen besluit neemt.

Er klotst water om me heen. Ik kijk links, en rechts, en achter me, en overal is water. Ik lig in een boot, vastgebonden. Ze moeten me hebben, denk ik. Dat is ook zo. Zelfs mijn eigen vrouw weet er niets van. Dat heb ik goed gedaan.

We gaan naar Engeland, zegt iemand met een Amerikaans accent. Mooi zo. Waarom moet je mij hebben? 'You know the guy.' Waarom moet het zo stiekem? 'Because they know you.' De boot waarin ik lig, is een mooie boot. Met smalle latjes. Ik heb uitzicht over de zee, naar links, naar rechts, naar achter, en zelf ben ik onzichtbaar. Ik zie Amsterdam achter me verdwijnen, ik begin te lachen, en te juichen. Ik word niet ontvoerd, maar gered.
We naderen de Britse haven, ze zijn aardig voor me. Geblinddoekt word ik naar het vliegveld gebracht. Ik maak kennis met de anderen die in hetzelfde vliegtuig worden vervoerd. Een Hercules C-130. 'Het is oorlog,' zegt een van de Amerikanen. 'En jij bent onze bondgenoot.' Ik mag weer kijken en ik vind dat hij gelijk heeft.

We vliegen over Europa, over Israël, over Jordanië, en over Irak (inmiddels veilig gebied). Dan naar het zuiden en via de Golf naar Afghanistan. Ik weet precies waar we landen. We moeten uitstappen. Alles doe je één keer. Er staat een helikopter klaar, want we moeten naar het oosten. Of ik moe ben, of slaap heb? Nee. De anderen blijven in het westen, ik ga mee. Alleen de dapperste jongens gaan mee. En die zijn ook bang, want ze lezen Harry Potter-boekjes. Ik kijk naar beneden, vanuit de helikopter, en zie het Paradijs, zo mooi is het landschap. Osama bin Laden heeft gelijk dat hij dit landschap heeft uitgezocht. We vliegen en vliegen, en na uren vliegen daalt de helikopter en sta ik op de grond. Er staat een auto klaar. 'Dit zijn je lijfwachten.' Waar heb ik het aan verdiend, vraag ik me af. We rijden door het dal, het is het einde van de middag, de zon staat laag. Ten slotte komen we in een dorp, waar ze me mijn slaapplaats wijzen, in een versterkt huis, zo zou ik het omschrijven. Het is opgebouwd uit grote blokken steen, je ziet dat in Catalonië. Er is een muur omheen gebouwd, twee ingangen, met lijfwachten. Dag man. Ik word bejegend als een generaal, en zo gedraag ik me inmiddels ook. Ik zit in mijn kamer, er is niet zoveel licht, één venster, er komt iemand met eten en een karaf water. Slapen. Slapen in je eigen droom.
Zo'n stoere man maakt me wakker. 'We're leaving.' Ik ga mee. Ik was me, in een hok. In tegenstelling tot mijn begeleiders zie ik er meteen uit zoals de anderen eruit zien, de mensen die hier vandaan komen. Ik draag slippers en een gewaad, zo zouden we dat hier noemen, een gewaad. Niet wit, niet zwart, maar zandkleurig. Zo'n gewaad. Iemand heeft me dat gegeven, ik weet niet meer wie.

We nemen een auto en rijden drie kwartier door de bergen, door het dal. Dan zie ik in de verte een fort opdoemen, een kasteel, met kantelen. Belachelijk, een kasteel met kantelen in Afghanistan. En toch is het zo. 'He's there, you know him.' We stoppen bij het fort. De mannen die me hebben begeleid, stappen uit en voeren me naar de ingang van het fort. Ik treed binnen. Ze sluiten de poort achter me.

Ik kijk en zie een jongen lopen. Het fort is vierkant, dertig bij dertig meter, de muren zijn opgetrokken uit leem, uit klei. Minstens drie meter hoog die muren, je kunt er niet uit. De jongen heeft een wit kleed aan. Het is Samir Azzouz. 'Kom eens hier,' zeg ik, in het Nederlands. 'Er is een fout gemaakt, iemand heeft een vertaalfout gemaakt.' Hij heft zijn hoofd op. 'Wat fout!' roept hij. 'Die maagden,' zeg ik.
Verbaasd en vijandig kijkt hij me aan. 'Wat weet jij van maagden!' roept hij.
Ik zeg: 'Er is een Nederlandse professor, en die zegt dat die tweeënzeventig maagden geen maagden zijn, maar druiven!'

'Druiven.'

Er wordt een touwladder over de muur gegooid. Ik klim erin. Ik kijk naar het betoverende landschap. In de verte zie ik huizen staan. Sommige zijn voorzien van plaggen, van gras. Andere van riet. Daken van gras, daken van stro.


Zo dromen alleen koningen en profeten
Roel - 23 Januari 2006

Ik wil alleen maar zwemmen. Dat is de enige die er nog mee door kan.
Ruben (URL) - 25 Januari 2006

Wat een fijn avontuur.
Casper (URL) - 26 Januari 2006

@Ruben: als jij niet de beroemde Ruben was zou ik zeggen dat je niet spoorde. Maar in jouw geval zit er gewoon babypoep in je oren. Dat kan niet anders.
George - 27 Januari 2006

Groene babypoep om precies te zijn. Die ruikt naar zure melk ook nog eens.
Ruben (URL) - 02 Februari 2006