29 Augustus 2006

You and whose army

Thom Yorke had mij nog nooit gezien, ik hem ook niet. Hij was moe, ik ook. George ook, boeft ook. We hebben genoten, alle vier, geloof ik. Mijn lievelingsnummers zijn niet gespeeld: Backdrifts, I Will, al die ellende. Ik kwam vanavond mijn ellende tegen. Dat is een confrontatie, zal ik je vertellen.

Ze bestaan echt, weet ik nu.

Terwijl, als ik hier 's nachts zit te werken en te schrijven, voortdurend kan denken: ze bestaan niet. Als ik Thom zie bewegen, denk ik: het is mijn doodgeboren broertje, met die bewegende arm van hem, dat-ie wil drummen, noem maar op, maar ik heb geen doodgeboren broertje. Je zoekt belachelijke verwantschap. Je zoekt troost, ongetwijfeld. Ik probeer eerlijk te zijn.

Ze bestaan. Ik had gehoopt dat mijn held, Thom Yorke, zou opstijgen, al was het maar drie centimeter. Het is niet gebeurd. Of ik houd niet meer van helden, of de helden zijn definitief dood. Mooie man, mooier dan ongeveer iedereen die ik ken, maar een totaalheld: nee. Thuis luisteren is het beste.

Iedereen begrijpt dat je na zo'n concert geen geld meer over hebt om Fantastica van Merel Roze aan te schaffen. Everything in its right place.