Paris-Dakar is afgelast dit jaar. Er waren dreigementen van islamieten. Vanaf de volgende zin moet ik oppassen. Je kunt allang niet meer zeggen wat je te zeggen hebt. Misschien is dat wel mooi, dat de Middeleeuwen opnieuw geïntroduceerd worden in Nederland. Schaamte en troost gaan weer een rol van betekenis spelen. We kunnen weer boeken gaan schrijven die ergens over gaan.
Ik stap de taxi in.
— Waar wilt u heen?
— Leidsekruisstraat, via de Prinsengracht. Waar komt u vandaan, oorspronkelijk? (Een oude grijze man is chauffeur.)
— Ik kom uit Irak. Hij kijkt recht vooruit, met die intelligente, sympathieke kop van hem. Hij heeft een korte grijze baard.
Ik probeer na te denken. Irak. De Eufraat en de Tigris. De grondslag van onze beschaving. Dat is Irak. — Waar precies komt u vandaan?
— Uit Babel.
— Babel? Waar ligt dat?
— Babylon, verduidelijkt hij.
Godverdomme, Babylon. De bron van onze spraakverwarring.
— Is het verwoest door de Amerikanen? U hebt gewoond in een stad van vijfenveertighonderd jaar oud!
— In een stad van vijfduizend jaar oud. Maar ik woonde aan de overkant van de Eufraat. Er is een historische wijk, en een woonwijk. Ik woonde tegenover de historische wijk. Ik ben niet gelovig.
Vanaf de Vijzelstraat gaan we linksaf, de Prinsengracht op. We hebben het even over sjiieten, soennieten en Al Qaida's.
— Ik wil wel terug! zegt hij. Met mijn vrouw en mijn kinderen. Ik heb drie kinderen. Dan vraagt het verkeer zijn aandacht. Op de Leidsestraat maken we een bocht naar links, en nog een. Hij kent de weg precies. Hij heeft geen tomtom nodig.
— De Amerikanen hebben meer kapot gemaakt dan er kapot gemaakt zou zijn als ze er niet waren geweest, besluit hij. Ik hoop dat Barack Obama de verkiezingen wint.
— Amerika is een nation in decline, wie er ook president wordt. Ook een halfzwarte president verandert daar niets meer aan. De toekomst ligt elders. Over drie jaar kunt u terug, zeg ik, naar de stad waar de spraakverwarring is begonnen. We lachen samen, geven elkaar een hand, en hij aanvaardt mijn idiote fooi.