23 Augustus 2005

Graag dood

Eugène Ionesco overleed in maart 1994. Begin april van dat jaar zat ik op een terras in Reims — het was buiten minstens zo aangenaam als hier, vandaag — en las zijn overlijdensadvertentie in Le Monde. Mijn toenmalige zat tegenover mij met haar eeuwige kop thee ('En Hollande tout le monde boit partout, toujours,') en ik had vermoedelijk een pichetje wit tegenover me staan.

In mijn herinnering zat ik op Adriaan Venema te wachten. Venema is nu vrijwel vergeten, maar deed begin jaren negentig veel stof opwaaien met zijn publicaties over, hoe zal ik het zeggen, het ware gezicht van Nederland in de Tweede Wereldoorlog. (Hij ontmaskerde Bert Voeten, de echtgenoot van Marga Minco.) Toen Adriaan en ik bevriend waren geraakt, had hij me bij wijze van bevestiging daarvan ooit uitgenodigd een rit te maken over de A1 in zijn witte Volvo, waartijdens we zouden zwijgen en luisteren naar Parcival van Wagner, zijn favoriete componist.
Adriaan Venema had een groot probleem: hij wilde zo graag dood. Soms belde hij me op van zijn favoriete eiland Saba met die mededeling. Of van de Breitnerstraat in Amsterdam-Zuid, waar hij woonde — met die loodzware Wagner op de achtergrond, uiteraard.
Uiteindelijk heeft hij het vonnis, dat al jaren vaststond, zelf voltrokken.

Terug naar het terras in Reims, voorjaar 1994. Op tafel een kop thee, een pichet witte wijn, een half gevuld glas en Le Monde, die Franse NRC, maar dan op tabloidformaat. 'Dat formaat zouden ze in Nederland ook moeten invoeren,' zei ik tegen mijn toenmalige. 'Het leest prettiger, en het slaat prettiger om.'

Maar mijn geheugen deugt van geen kant: Adriaan Venema was in april 1994 al ruim vijf maanden dood.