28 November 2005

De slaapkamer van Arnon Grunberg

Samen met Marten, die graag schrijver wil worden, loop ik door de Van Eeghenstraat. Marten woont daar. Hij wijst mij het huis van Arnon Grunberg aan, die naast hem woont. De schrijver — het is zes uur zondagochtend — blijkt nog wakker te zijn. Er komt licht door de gordijnen heen. Zou hij naar de hockeyfinale Nederland-Pakistan zitten te kijken? Maar Marten houdt niet van sport, dus ik vraag het hem niet. Wel vraag ik of hij overburen heeft. Ik wijs op de monumentale panden aan de overkant.
— Daar zitten bedrijven in, zegt hij.
— Geen mooie overbuurvrouw?
Hij wijst een raam aan. — Daar slaapt wel eens iemand. 's Morgens als ik wakker word, is het raam beslagen.
We kijken naar het raam. Wat een van intelligentie getuigende gedachtegang, zo vroeg op de zondagochtend, na al dat bier, denk ik.
— En, heb je haar wel eens gezien? Maar hij antwoordt niet, hij lacht in de verte.
Het leven is leeg, denk ik op weg naar huis, maar toch kan ik mij iets vollers niet voorstellen. Het Vondelpark ligt er treurig bij, huilend en druipend van ellende, de jas van het park ligt kletsnat op de grond.
Thuis lees ik in een door mijn moeder opgestuurd artikel dat Steffi Graf wel eens last van depressies heeft. Ze houdt van zwarte kleren. Ik knip de foto die erbij geplaatst is, uit en plak die op de computer. Het miljoenenmeisje is depressief. Intussen luister ik naar de radio, Nederland-Pakistan, de hockeyfinale in Sidney: 1-1, strafballen, Floris-Jan Bovelander en een onbekende jongen missen. Pakistan is wereldkampioen geworden.