08 Maart 2006

De taal van de Tartarus

Aan het eind van de straat leunt een man te midden van vuilniszakken en fietswrakken tegen een lantaarnpaal en hij scheert zich in okergeel licht — het is als gebruikelijk nacht. Met zijn lege linkerhand wenkt hij met ruim gebaar en zwijgt: kom dichterbij, u stoort mij niet, u bent een van de mijnen, dat zie ik zo.

Wat laat ik me door de duivel gemakkelijk verleiden.

Hij priemt met zijn ogen, die zeggen dat hij bezig is met de voorbereiding op de morgen. Hij bukt zich, grijpt vantussen de vuilniszakken een fles Heidsieck Brut en neemt een slok. 'Hoe kan ik u het zwart tonen zonder wit?' zegt hij zonder woorden, alsof hij dit voor de twaalfde maal twaalfde maal herhaalt. En het begint te sneeuwen. Daarna zijn de haren van zijn afgeschoren baard verdwenen onder een wit dek.

Hij wijst in de verte, mijn ogen zeggen hem dat de ochtend nadert en hij knikt. Hij werpt het scheermes in de richting van een toevallige passante.


dank voor deze woorden
G. Frateur - 14 Maart 2006